Auteursrechten
De wettelijk basis voor de activiteiten van JAM is de Wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten.
De JAM beheert individuele rechten en collectieve rechten van haar leden.
De individuele rechten (ook wel exclusieve rechten of primaire rechten genoemd) zijn de rechten die individueel en soms collectief worden beheerd door een beheersvennootschap. Jam verleent in dit geval een licentie aan een gebruiker dat hem toelaat om werken van de leden van de JAM te gebruiken of te exploiteren.
De algemene regel, vastgelegd door de wet, luidt dat niemand een werk – bijvoorbeeld een persartikel – mag gebruiken zonder voorafgaande toestemming van de auteur. Bovendien moet de toestemming het voorwerp uitmaken van een overeenkomst waarin duidelijk wordt overeengekomen welke vergoeding de auteur zal ontvangen. Omdat de leden van de JAM het beheer van hun individuele rechten hebben overgedragen aan de JAM, kan de JAM, voor rekening van haar leden, een contract afsluiten met gebruikers / derden (met fysieke personen maar ook met krantenuitgevers bijvoorbeeld).
De collectieve rechten, daarentegen, zijn rechten die enkel collectief kunnen beheerd worden.
Het gaat om het reprografierecht (fotokopie), het leenrecht en de thuiskopie (kopie op een numerieke drager).
De wet maakt hier een uitzondering op het basisprincipe : om een werk te kopiëren (voor eigen gebruik) moet er geen voorafgaand akkoord zijn met de auteur. Dit noemt men de (verplichte) wettelijke licenties. In ruil echter voor deze wettelijke licenties, heeft de wetgever opgelegd dat de bezitters van fotokopieerapparaten (voor de reprografie) en van andere toestellen die het mogelijk maken om geluids- en audiovisuele werken (thuiskopie) op te nemen, verplicht zijn een bijdrage te betalen aan een “centrale beheersmaatschappij”. Voor de reprografie is dat REPROBEL , voor de thuiskopie is dat AUVIBEL.
De JAM is lid van de raden van bestuur van deze beide vennootschappen en ontvangt het aandeel dat aan de journalisten-auteurs toekomt.