Het reprografierecht onder de Europese loupe
Het Europese Hof van Justitie oordeelde in november 2015 dat de Belgische reprografieregeling niet conform het Unierecht is. De Belgische wetgever heeft een duaal vergoedingssysteem uitgewerkt om de schade die auteurs en uitgevers lijden door het reproduceren van auteursrechtelijk beschermde werken te vergoeden.
Enerzijds betalen de “bijdrageplichtigen” (de constructeurs) een vergoeding telkens een reproductieapparaat wordt verkocht. Bij aankoop van een kopieerapparaat staat dit bedrag vermeld op de factuur.
Anderzijds zijn er de “vergoedingsplichtigen” (bedrijven, universiteiten, ..) die een vergoeding betalen op basis van het aantal copies. Er is een (goedkoper) tarief uitgewerkt voor diegenen die hun medewerking verlenen door jaarlijks een aangifte te doen bij Reprobel (het zogenaamde “medewerkerstarief”). Deze tarieven werden vastgelegd in een koninklijk besluit.
Beide inningen gebeuren door Reprobel, die hiertoe een mandaat van de wetgever kreeg. (ook de “wettelijke licentie” genoemd)
De bedragen die Reprobel int, worden in gelijke delen verdeeld onder de beheersmaatschappijen van auteurs (JAM, SABAM, deAuteurs…) en de beheersmaatschappijen van uitgevers (Librius, Copiebel, Copiepresse, …) .
De beheersmaatschappijen zorgen er op hun beurt voor dat de gelden uiteindelijk bij de individuele auteur of uitgever terecht komen.
Eén van de constructeurs van deze kopieerapparaten, Hewlett Packard (HP) is sinds 2010 verwikkeld in een gerechtelijke procedure met Reprobel. HP betwist de vergoedingen op multifonctionele apparaten, die zowel een print- als een kopieerfunctie hebben.
Het Hof van Beroep in Brussel stelde prejudicële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De Europese rechter vergeleek de huidige Belgische wetgeving met de Europese richtlijn 2001/29 en kwam onder meer [1] tot volgende bevindingen.
De Belgische wetgever heeft geopteerd om de auteur en de uitgever in hetzelfde wetgevend kader te behandelen als gelijken. De Europese rechter oordeelt dat de uitgever geen “rechthebbende” is in de zin van de Richtlijn en dat deze dus niet kan genieten van dit wettelijk systeem. Het Hof sluit echter niet uit dat de nationale wetgever een ‘sui generis’ recht voorziet voor de uitgever. Een billijke vergoeding voor de auteurs wordt niet in vraag gesteld door het Hof.
Ook de tarifering en het duaal vergoedingssysteem werden onder de loupe genomen. Een duaal systeem blijft mogelijk maar moet verfijnd worden. Zo oordeelde het Hof dat een goedkoper “medewerkerstarief” niet kan en dat er apart tarief moet zijn voor consumentenapparaten.
De rechter maakt eveneens gewag van de term “overcompensatie” van de auteur. Dit is opmerkelijk in onze nationale context, omdat de Belgische overheid al een decenium lang draalt om een koninklijk besluit uit te vaardigen waardoor de printers mee worden ingesloten in de reprografieregeling. Nu beperkt de reprografieregeling zich enkel tot kopieerapparaten. Van ‘overcompensatie’ kan er dus geen sprake zijn.
Hoe moet het nu verder?
De Belgische wet blijkt dus op sommige punten kaduk te zijn, maar is geenszins geannuleerd door deze Europese beslissing. Het hof van beroep van Brussel moet nu met de analyse van het Europese Hof aan de slag en zal een beslissing nemen in de zaak die haar werd voorgelegd. Als zij oordeelt dat de wetgeving op sommige punten niet conform het Unierecht is, kan zij beslissingen nemen die zich beperken tot de toekomst of die een impact hebben op het verleden.
Alle partijen hebben er dus baat bij dat de Belgische wetgever snel de nodige maatregelen neemt om de huidige wetgeving “richtlijn conform” te maken.
Het staat buiten kijf, dat auteurs en uitgevers schade (blijven) lijden door het kopieren van auteursrechtelijk beschermd werken (een literair werk, een foto, een krantenartikel, ..).
Anne-Lize Vancraenem
Algemeen directeur JAM
[1] De richtlijn voorziet in een uitzondering voor bladmuziek. De Belgische wetgever hield echter geen rekening met deze uitzondering. Reprobel kan dus niet innen voor het kopiëren van bladmuziek.
De uitgever of auteur van bladmuziek zal dus zelf tarieven moeten opstellen en zal zelf contracten moeten afsluiten met gebruikers van bladmuziek ( muziekscholen).
← Persbericht Reprobel – Hof van Justitie Auteursrechten Freelancers – Fiscaal akkoord →