Persbericht Reprobel – Hof van Justitie
Achtergrond: In België staat de wet toe om onder bepaalde voorwaarden auteursrechtelijk beschermde artikelen (bv. krant, tijdschrift, foto) of korte fragmenten uit andere auteursrechtelijk beschermde werken (bv. boek) te fotokopiëren zonder toestemming van auteur of uitgever. De wet voorziet dat auteurs en uitgevers daarvoor een vergoeding moeten ontvangen, de reprografievergoeding. De tarieven en de modaliteiten van inning van die vergoeding zijn vastgelegd in een Koninklijk Besluit uit 1997. De Koning heeft Reprobel belast met de wettelijke opdracht om de reprografievergoeding te innen en te verdelen onder de rechthebbenden, via haar leden-beheersvennootschappen van auteurs en uitgevers. De reprografievergoeding is duaal: ze bestaat uit een vergoeding verschuldigd door fabrikanten en invoerders die reproductieapparaten zoals kopieerapparaten en all-in-one apparaten in de Belgische handel brengen (vergoeding per apparaat), en uit een vergoeding verschuldigd door professionele gebruikers zoals ondernemingen en overheids- en onderwijsinstellingen (vergoeding per kopie van beschermd werk).
De Europese Richtlijn Informatiemaatschappij uit 2001 verplicht lidstaten die dergelijke uitzondering op het auteursrecht in hun wetgeving hebben, om een compensatie voor de rechthebbenden te voorzien. Die vergoeding moet in ieder geval billijk zijn, in die zin dat rechthebbenden volledig worden vergoed voor het economische nadeel dat ze lijden door de reprografieuitzondering. Fabrikanten en importeurs van kopieerapparaten van hun kant zien de verschuldigde vergoeding voor reproductieapparaten liever verdwijnen. In de marge van deze politieke discussies, die een verlengstuk kregen voor de Belgische hoven en rechtbanken, betwisten bepaalde fabrikanten (waaronder Hewlett-Packard) de bij Koninklijk Besluit vastgestelde tarieven voor apparaten. Het hof van beroep te Brussel heeft eind 2013 verschillende prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de interpretatie van de Richtlijn. Vandaag heeft het Europese Hof van Justitie uitspraak gedaan in deze zaak:
http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=171384&pageIndex=0&doclang=nl&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=729516
Arrest: Reprobel neemt akte van het arrest van het Hof van Justitie, dat meer duidelijkheid schept over een aantal aspecten van de reprografieuitzondering. Het Hof antwoordt op de specifieke vragen gesteld door het Hof van Beroep te Brussel, zodat het tegen de achtergrond van de formulering van deze vragen moet worden gelezen en begrepen.
Het Hof van Justitie erkent in zijn arrest de mogelijkheid om (zoals in België) een duaal vergoedingssysteem in te stellen, zijnde een vergoeding op zowel reproductieapparaten als op reproducties zelf, maar koppelt hieraan specifieke voorwaarden voor beide luiken van de vergoeding. Wat de begunstigden betreft, oordeelt het Hof dat de wet in de regel geen deel van de billijke vergoeding voor de auteurs, mag toewijzen aan de uitgevers. Anders dan het persbericht van het Hof misschien doet uitschijnen, lijkt het Hof wel de mogelijkheid open te laten voor de nationale wetgever om een afzonderlijke vergoeding voor uitgevers te voorzien – buiten de Richtlijn om – ter compensatie van het eigen nadeel dat die laatsten lijden door de reprografieuitzondering. Duidelijk is wel dat zo’n nationale vergoeding voor uitgevers inieder geval geen afbreuk mag doen aan de billijke vergoeding voor de auteurs op grond van de Richtlijn.
Reprobel zal nu verder het debat voeren voor de Belgische hoven en rechtbanken en samen met de bevoegde minister, administratie en andere stakeholders meewerken aan een systeem dat de vergoeding voor auteurs en uitgevers ook voor de toekomst veilig stelt.
← Vranckx en de nomaden Het reprografierecht onder de Europese loupe →